Blog 2: Het zwaard van Damocles

Maandag, de dag van de operatie
Vroeg in de ochtend komt de oncoloog weer aan mijn bed zitten. Mijn man is er ook al, we zijn beiden gespannen, maar proberen er voor de ander zo luchtig mogelijk over te doen.
De oncoloog vertelt dat er twee uitkomsten zijn in de OK; óf ze kunnen de tumor in één keer verwijderen, óf ze maken mijn buik open en zien dat alle omliggende weefsels aangetast zijn door kanker. In dat laatste geval naaien ze me weer dicht en moet er na de operatie gesproken worden over palliatieve zorg. Dat betekent dat ik dan niet meer te genezen ben, en dat er alleen nog maar levensrekkende en geen levensreddende behandelingen zijn.

BAM
Dat komt hard aan.
Dit zijn nou precies de woorden die je níet wil horen voordat je een operatiekamer ingereden wordt. Mijn man en ik kijken elkaar met grote ogen aan, ik zie tranen in zijn ogen blinken, hij lacht mij bemoedigend toe, maar zijn ogen lachen niet mee.

Ik word opgehaald door de verpleegkundigen die mij naar de operatiekamer brengen. Mijn man mag meelopen tot aan de klapdeuren. Aangekomen in de OK  ben ik heel blij als ik zie dat de gynaecoloog die mij afgelopen week als eerste het slechte nieuws vertelde bij de operatie aanwezig is. Ze is nog in opleiding en ze vertelt me dat ik en mijn ‘toestand’ veel indruk op haar hebben gemaakt. Ik ben nog zo jong, ze kent dit soort gezwellen alleen maar uit haar studieboeken, daarom wil ze graag bij de operatie aanwezig zijn. Maar voorál omdat ik persoonlijk zo’n indruk op haar heb gemaakt, vertrouwt ze me toe. Ze houdt mijn hand vast en knijpt er zachtjes in. Ik kan alleen maar huilen, ik ben zó blij om een bekend gezicht te zien tussen al die mensen met blauwe beschermende kleding aan. Ik vraag haar of ze foto’s wil maken van ET, ik wil weten wat er in mijn buik heeft gezeten en met eigen ogen zien dat het eruit gehaald is. Geen probleem zegt ze, dat ga ik voor je regelen.

Ik ga onder zeil. Ze noemen het slapen, ik ervaar het als een doorgang naar een andere wereld. Als ik straks wakker word is namelijk alles wat ooit zeker was in mijn leven anders.

Bijna vijf uur later ontwaak ik op de verkoeverkamer. Ik ben volledig gedesoriënteerd, voel me leeg, weet even niet meer zo goed waarom ik hier nou lig.
Een half uur later doe ik weer mijn ogen open, nu weet ik het wél. Er is iets heel groots uit mijn buik gehaald. Er buigt een verpleegkundige over me heen, ze aait over mijn hoofd, vertelt dat alles goed is gegaan. De tranen stromen over mijn wangen, ik ben bang voor wat er komen gaat.

Aan het eind van de middag komt de oncoloog weer aan mijn bed zitten. Hij vertelt dat de tumor volledig is verwijderd, inclusief mijn linker eierstok. Er zijn biopten genomen van alle organen in mijn buikholte en op vijf verschillende plekken uit mijn buikvlies. Hij heeft verder niets verontrustend in mijn buikholte gezien, maar geeft aan dat er pas zekerheid is als alle uitslagen binnen zijn. Dit zal twee weken duren, er wordt alvast een afspraak voor me gemaakt op de poli oncologische gynaecologie. En oh ja, de tumor woog vijf kilo met een doorsnede van dertig centimeter. Niet de grootste die hij ooit heeft verwijderd, maar wel in de top drie.
Krijg ik dan nu een bronzen medaille?

Mijn man is uitzinnig. Zie je wel! roept hij, dat hele ding is in één keer verwijderd, dus je bent verder schoon! Hij kijkt mij stralend aan.
Ik begrijp hier niets van, dat is niet wat de arts verteld heeft; de uitslagen van de biopten en het onderzoek van de tumor nemen nog twee weken in beslag, tot die tijd weten we helemaal niets. Maar nee, hij blijft erbij dat ik schoon ben. Dat had de arts vanmorgen toch verteld? Dat er twee opties waren? Dat de tumor in één keer weggehaald zou worden óf dat ik meteen weer dichtgenaaid werd als ik van binnen een groot slagveld van kanker bleek te zijn? Nou, dat ben ik dus níet, dus ik ben schoon. Hij blijft mij triomfantelijk aankijken, hij vertelt dat hij deze boodschap ook al aan mijn ouders doorgegeven heeft én aan zijn ouders én aan mijn manager.

Die nacht kan ik niet slapen, ik blijf maar piekeren, er klopt iets niet. Mijn intuïtie vertelt mij duidelijk dat hier nog een staartje aan zal zitten. Waarom blijft mijn man dan herhalen dat alles goed is en ik ‘genezen’ ben? Zo simpel is het allemaal niet, of wel?

 

Dinsdag, Eerste Kerstdag
Ik mag al douchen! Dat betekent alleen wel dat ik dan uit bed moet komen … Geholpen door mijn man en de verpleegkundige strompel ik naar de badkamer, die maar tien passen verwijderd is van mijn bed. Zodra ik op twee benen sta zak ik er zo goed als meteen weer doorheen, ik heb het gevoel dat mijn buik eruit valt! Dit is eng! Bij iedere stap die ik zet lijkt het alsof ik drie bakstenen in mijn bekkenbodem meezeul. Ik loop wijdbeens en ben bang dat er van alles uit me zal vallen.
In de badkamer word ik onder de douche gezet, dit is de eerste keer dat ik zie wat er met mijn lichaam is gebeurd. In de spiegel zie ik dat er vanaf mijn middenrif tot aan mijn schaambeen pleisters zitten. De verpleegster verwijdert de pleisters om mijn wond te kunnen inspecteren. Ik zie alleen maar hechtingen, de huid tussen de hechtingen staat open. Mijn navel zit op de verkeerde plaats en ziet er anders uit. De rechterkant van mijn buik hangt meer naar beneden dan de linkerkant. Jeetje, dit wordt wennen.

Mijn moeder en stiefvader komen in de middag op bezoek. Mama huilt en lacht tegelijkertijd, ze is zó blij dat dat ding er nu uit is en dat er gelukkig verder niets aan de hand is.
Weer bekruipt me dat onaangename gevoel; wat heeft mijn man nou allemaal verteld? Waarom denkt iedereen dat er niets aan de hand is?
Ik pak mama’s hand vast en zeg haar dat we dat pas over twee weken zeker weten, dat we tot die tijd niet te vroeg moeten juichen. Maar het lijkt alsof ze me niet hoort, ze kletst overal overheen. Gaat vrolijk de bloemen in een vaas zetten en blijft me maar knuffelen. Ik snap hier niets meer van.

In totaal lig in twaalf dagen in het ziekenhuis. Dagen die bestaan uit eten, drinken, douchen, bezoek krijgen en veel slapen. ’s Nachts slaap ik echter niet veel. Ik luister naar de verpleegkundigen die op de gang lopen, ik luister naar de Top2000 op mijn telefoon en ik luister vooral naar mijn eigen gedachten. Het stemmetje diep in mijn binnenste vertelt me keer op keer dat ik hier nog niet klaar mee ben, dat het allemaal niet zo simpel is. Ik geloof er niets van dat iets wat zó groot en onnatuurlijk is, volledig goedaardig kan zijn. Ik geloof het gewoon niet.

Op vrijdag krijg ik een e-mail van de gynaecologe met foto’s van de verwijderde tumor. Ik weet niet waar ik naar kijk en weet niet of ik moet huilen of lachen. De twee kolenschoppen van de oncoloog richten de tumor naar de camera alsof het een baby is. Er ligt een papieren meetlint op. De tumor straalt in het licht van de operatiekamer, glanzend rood en roze met blauwe aders die er overheen lopen. Gekleurde klemmen knijpen de afgeknipte aders af. Op de achtergrond zie je mijn onderlichaam wat met een groen laken is bedekt. Het groene laken zit onder het bloed.

Ik laat de foto’s aan iedereen zien die ze maar wil zien. Alsof ik de trotse moeder van een pasgeboren baby ben. Kijk dan, groot hè? Snap jij dat nou dat dat in mijn lijf gezeten heeft? Nee, ik weet ook niet waarom ik dat niet gevoeld heb. Ja, ik had inderdaad al twee jaar buikpijn. Nee, de huisarts had mijn buik nooit eerder onderzocht. Tja, ik weet ook niet wat er gebeurd zou zijn als ik niet op tijd was geweest…

Maar ’s nacht huil ik. Ik voel me een freak, een gedrocht, een attractie. Zo’n verhaal wat altijd een ander overkomt. Zo iemand over wie gepraat wordt bij het koffieapparaat of op de verjaardag van de buurvrouw. Zo’n verhaal wat begint met “je gelooft nóóit wat de buurvrouw van mijn vriendin/ nicht van mijn man/ collega van mijn zus is overkomen”. Ik voel me een item in zo’n TLC programma dat Bizarre Bodies of zoiets heet. Ik voel me alleen en niet mezelf.
Overdag houd ik me groot, iedereen om me heen blijft maar herhalen dat ik zoveel geluk heb gehad, dat ik nu lekker bij mag komen en goed moet herstellen. Ik blijf mijn gezicht maar in een glimlach plooien en denk er het mijne van.

 

31 december
Ik mag naar huis, ik vind het doodeng, ik wil niet. Ik wil niet weg uit het veilige ziekenhuis, niet weg van de lieve verpleegsters om mij heen, niet weg van het geruststellende ritme van de dagen. De broodkar die om zeven uur ’s morgens voor je neus staat, de kopjes koffie en thee die eigenlijk vies zijn, maar met liefde voor je worden gemaakt. De warme kamer, het zachte bed, de badkamer die zo lekker dichtbij is.

Ik krijg recepten mee voor zware pijnstillers, mijn man heeft via de thuiszorgwinkel een rolstoel geregeld en allerlei gadgets om het thuis zo makkelijk mogelijk voor me te maken. Maar thuis zijn betekent voor mij iets heel anders dan voor hem. Voor hem is het heerlijk dat ik er weer ben, dat het huis niet meer zo leeg is en het grote bed weer is opgevuld. Voor mij betekent thuiskomen over de drempel van mijn oude leven stappen in mijn nieuwe gedaante. En dat voelt als een hele slechte match.

Vrijdag 4 januari
Voordat we goed en wel zitten zegt de oncoloog het volgende: we hebben een domper, er is kanker gevonden.
Dat weet ik, antwoord ik en hij en mijn man kijken mij verbaasd aan. Ja, dat probeer ik je nou al twee weken te vertellen bijt ik mijn man toe, scherper dan mijn bedoeling was. Het kón toch ook gewoon niet anders? De oncoloog glimlacht triest, ja, hij heeft het vaker meegemaakt dat mensen een voorgevoel blijken te hebben dat dan ook nog klopt.

Het is een agressieve kanker, een zogenaamde mucineuze kanker, oftewel een slijmvormende kanker. Eentje die normaliter meestal in het buikvlies voorkomt, maar de biopten van het buikvlies zijn wél allemaal schoon. Daarnaast zijn er borderline cellen in de eierstok gevonden, dat zijn cellen die nóg geen kankercel zijn, maar dat wel kunnen worden. Overigens van een andere soort kanker dan er dus in de tumor zat. En oh ja, die borderline cellen zitten dan zeer waarschijnlijk óók in de rechter eierstok.

Dus …. Het gonst in mijn hoofd. Twee soorten kanker? Maar alleen in die ene grote tumor? En alle biopten zijn schoon? Heb ik dan geluk of pech?

Ik krijg nog 5 weken om te herstellen van de eerste operatie en zal dan voor een tweede keer geopereerd worden. Ditmaal wordt ‘alles’ weggehaald; mijn rechter eierstok, mijn eileiders, mijn baarmoeder, mijn baarmoederhals en baarmoedermond. Er zullen lymfeklieren uit mijn liezen verwijderd worden en langs mijn gehele ruggengraat. En daarna zullen het weer twee zenuwslopende weken worden.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.